woensdag 27 december 2017

Klokkenluider

“Dank u wel dat u zo snel tijd voor me had.”
De man tegenover me ging aarzelend zitten en friemelde met zijn vingers. Nerveus. Geen goed teken. Het wees meestal op één van twee problemen. Ik hoopte dat het optie één was.
“Natuurlijk. U zei dat het dringend was en dan maak ik graag tijd,” antwoordde ik. “Ik ben tenslotte de vertrouwenspersoon van dit bedrijf - en vertrouwenskwesties kunnen beter niet te lang blijven liggen. Even kijken…” ik raadpleegde mijn computer, “meneer Freek Tillesen?”
De man knikte.
“Goed. Wat kan ik voor u doen?”
“Wat we hier bespreken blijft onder ons? Ik bedoel, tot ik zelf iets naar buiten breng?”
“Ja, natuurlijk.”
“Ik hoop dat u me wilt geloven...”
“Altijd, meneer Tillesen. Steekt u maar van wal.”

Freek Tillesen begon te vertellen over zijn werk als beveiligingsexpert binnen ons high-techbedrijf. Hij beschreef hoe hij bij een inbraakpoging op ons netwerk... -
“Wacht even. U probeerde in te breken op ons eigen netwerk?”
“Ja,” legde Tillesen uit, “dat is routine. Een test. We doen inbraakpogingen. Als het ons niet lukt in te breken op ons eigen systeem, kunnen we hopen dat het anderen ook niet lukt. Aan de andere kant - als de inbraak wel lukt weten we de zwakke plek in de beveiliging en kunnen we die verbeteren.”
“Ah, ik begrijp het” zei ik. “En bij een van die pogingen stuitte u op...?”
“Ik kwam op een onverwachte manier ergens binnen, maar het was geen deel van ons systeem dat ik kende. Om te bepalen waar ik terecht was gekomen keek ik rond, opende documenten, ...”
Tillesen ging door te vertellen hoe hij het vreemde netwerk verkende en er eerst van overtuigd was dat hij per ongeluk bij een ander bedrijf was terechtgekomen. Of misschien een overheid.
“Het is echt gigantisch. Meer computerkracht dan ik wist dat op de hele wereld beschikbaar was. Een netwerk dat het hele land omspant, met connecties naar vergelijkbare systemen in buurlanden.”
Gaandeweg zag hij dat dit systeem wel degelijk door ons bedrijf gerund werd. Steeds nieuwsgieriger probeerde hij te achterhalen waar al die computerkracht voor gebruikt werd...
“Kunstmatige intelligentie. En van een zeer geavanceerde soort. Er worden miljoenen van die processen uitgevoerd.”
...waarvoor het uitgebreide netwerk diende...
“Ik weet nog niet hoe het werkt - het is technologie waarvan ik niet niet wist dat het bestond, misschien wel een decennium geavanceerder dan de bekende state-of-the-art - maar het lijkt een mengeling te zijn van holografische projectie en neurostimulatie. Hiermee kan op elke willekeurige plek elke willekeurige situatie volledig realistisch worden opgeroepen. Virtuele realiteit, maar dan zonder maffe brilletjes. Je kunt een leeuw op de Dam neerzetten en iedereen gaat gillend op de loop. Of de koning een striptease laten uitvoeren in het stadhuis van Urk. Alles.”
...en waarin dat resulteerde.
“Simulaties. Als die kunstmatige intelligentie-processen simuleren mensen. Deze worden in de wereld geprojecteerd alsof het echte mensen zijn. Iedereen die je tegenkomt zou een simulatie kunnen zijn!”
Ik zuchtte. Optie twee dus.

“Kijk, meneer Tillesen, dit klinkt allemaal niet erg geloofwaardig...”
“U zei dat u me zou geloven! En ik kan het bewijzen!”
“Goed, meneer Tillesen. Ik geloof u. Maar wat wilt u dat ik, als vertrouwenspersoon binnen het bedrijf waarvan u zegt dat het simulaties van mensen de straat op stuurt - wat wilt u dat ik voor u doe?”
Tillesen keek verbeten. “Ik wil bescherming tegen het hogere management. Het kan niet anders dan dat zij weten dat we dit doen, en ze willen blijkbaar dat het geheim blijft.”
Ik muisde en tikte intussen wat op de computer, alsof ik aantekeningen maakte.
“Bescherming?”
“Ja. Ik wil niet ontslagen worden, of onder druk gezet, of wat dan ook. Ik ga dit naar buiten brengen. Ik stap naar de politie, ik schakel de krant in, ik zal de bewijzen op internet zetten...”
“Zal die onder de indruk zijn van een paar holografisch geprojecteerde nep-mensen?” vroeg ik.
“Het is niet ‘een paar’” zei Tillesen vermoeid. “Volgens mijn schattingen is 90 procent van de mensen een simulatie. Slechts één op de tien mensen is echt.”
“Wauw,” zei ik. “Dat is niet mis. Wacht even.”
Op de computer opende ik de taakbeheerapplicatie en verbond die met het netwerk.
“Freek Tillesen, was het toch?” vroeg ik, terwijl ik door de taken scrollde en snel vond wat ik zocht. “Ik denk wel dat ik ervoor kan zorgen dat u nergens last van zult krijgen.” Ik klikte op “Taak beeindigen”.
“Tenslotte - wie zegt dat ú echt bent?”
Dat laatste zei ik natuurlijk tegen een lege stoel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten