zaterdag 10 februari 2018

Dolly

De kopers zijn de bovenverdieping aan het inspecteren terwijl ik in de kale, koude woonkamer sta te wachten. Zenuwachtig. Het huis is al helemaal leeg, het huisraad opgeslagen voor zover het niet naar de kringloop is gebracht. Voorlopig logeer ik bij een vriend - het is me niet gelukt om bijtijds nieuwe woonruimte te vinden en het huis moet vandaag opgeleverd worden. Niet dat ik klaag: ik wil hier zo snel mogelijk weg. Nerveus rammel ik met de sleutels in mijn hand.

Ik denk terug aan die fatale nacht drie jaar geleden. De dronken kop en de dronken vrienden. De ontvoering. Het mes, het gejammer, en het bloed. Al dat bloed. Hoe de vrienden me met het lijk lieten zitten; er niets meer van wilden weten. De daarop volgende nachten...

Ik hoor ze de trap af komen, pratend. Als ze de woonkamer binnenstappen vraag ik: “En, alles in orde?” Mijn stem piept een beetje.
“Helemaal goed”, zegt de man van het stel.
De vrouw voegt eraan toe: “Geen skeletten uit de kast gevallen.”
Ik wankel even, maar ze lacht. Een grapje.

Ik overhandig ze de sleutels, schud handen, en laat ze uit. “Ik trek de deur straks wel achter me dicht”, zeg ik. “Nog even wat spullen verzamelen.”

De daaropvolgende nachten dat ik bezig was om het aan stukken te snijden, het vlees te verbranden - maar wat moest ik met de botten? Helemaal schoongeboend anders gaat het stinken, maar branden willen ze niet, en begraven durf ik niet.

En drie jaar aan nachtmerries. En nooit die ene deur open durven doen.

Zodra ze weg zijn loop ik de trap op en ga een van de kamers binnen. Ik trek de inbouwkast open. Daar ligt ze, Dolly. Een compleet en schoongemaakt schapenskelet.
“Sorry”, fluister ik. Ik sluit de kast en loop weer naar beneden. Ik pak mijn jas van de grond en ga naar buiten. Zachtjes trek ik de deur dicht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten